De 13e eeuw was in Europa een tijd van conflicten tussen de Paus
en de koningen en keizers over de vraag wie het nu uiteindelijk voor het zeggen
had. De Paus in Rome, was het hoofd van de Rooms-Katholieke kerk, en had daardoor
veel macht. Bijna heel Europa was katholiek (het protestantisme bestond nog
niet) en stond dus onder gezag van de Paus. De Paus hield zich niet alleen bezig
met kerkelijke zaken maar ook met wereldlijke zaken zoals de benoemingen van
keizers.
Frederik II, de keizer van het Heilige Roomse Rijk, dat grofweg
bestond uit Duitsland, Nederland, Centraal Europa, Noord-Italië en delen
van Frankrijk en België, was de grootste vijand van de Paus. Hij had ook
bezittingen in het zuiden van Italië en voerde oorlog tegen de Italiaanse
steden in het noorden om zo heel Italië in zijn bezit te kunnen krijgen.
De Noord-Italiaanse steden, die zelfstandig waren, sloten een verbond tegen
Frederik II waar ook de Paus zich bij aansloot. De Franse koning Lodewijk de
Vrome steunde de Paus.
Binnen de landen, bijvoorbeeld in Polen, was soms ook veel ruzie tussen kleine
vorstendommen onderling. Over wat zich ver in het oosten afspeelde maakte niemand
zich zorgen. Er deed zelfs een vaag verhaal de ronde dat er ergens in het oosten
een koning was die ten strijde was getrokken tegen de Mohammedanen, de aartsvijanden
van christelijk Europa. De inval van de Mongolen in Polen
in 1241 kwam als een donderslag bij heldere hemel.......
Venetië was in de 13e eeuw een welvarende handelsstad, één van de belangrijkste
in Europa. Door de gunstige ligging aan de Adriatische Zee was het een goed
punt om handel te drijven met het Midden-Oosten. De grote concurrent was Genua.
Er was voortdurend een tweestrijd tussen beide steden, maar in de tijd van Marco
Polo was Venetië belangrijker.
Al sinds de zesde eeuw was Venetië een zelfstandige stad-staat met een
eigen bestuur dat de belangen van de handelaren goed in het oog hield. Venetië
had een sterk zeeleger dat de koopvaardijschepen beschermde tegen Genuese schepen
en tegen piraten uit Islamitische landen.
De moslims verkochten voor glas, wollen stoffen, koraal en geld graag luxe produkten
uit Afrika en Azië aan de Venetiaanse kooplieden. Venetië hield de prijzen hoog,
door te zorgen dat ze de enige stad in Europa was die betrekkingen onderhield
met landen van de islam. Door Venetië's militaire macht konden de kooplieden
in de andere steden daar weinig aan doen.
Toen Venetië ten gevolge van de 4e kruistocht in 1204 het gezag over Constantinopel
kreeg, werd de handel met het Midden-Oosten nog gemakkelijker. Venetië werd
zo'n belangrijke handelsstad in Europa dat hun gouden dukaat in de internationale
handel een populair betaalmiddel werd.
Constantinopel is genoemd naar keizer Constantijn die in 324 de hoofdstad van
het Romeinse rijk naar deze stad verplaatste. In zes jaar tijd werd een prachtige
nieuwe stad gebouwd met veel mooie kerken. De stad lag gunstig voor de handel,
op het kruispunt van oost en west, de Zwarte Zee en de Middellandse Zee.
Constantinopel was lang de hoofdstad geweest van het Byzantijnse
rijk, dat zich uitstrekte over Klein-Azië (Turkije), Griekenland
en andere Balkanlanden. De christelijke kerk in Byzantium had zich losgemaakt
van de Katholieke kerk in Rome, die onder gezag stond van de Paus. De
christenen in het Byzantijnse rijk werden orthodoxe christenen genoemd, ze hadden
hun eigen priesters en bisschoppen. Missionarissen uit Byzantium slaagden er
in 9e en 10e eeuw Russische vorsten tot het orthodoxe christendom te bekeren.
De Byzantijnse kunst, bekend van onder andere prachtige iconen, bloeide in de
11e en 12e eeuw, toen het Byzantijnse rijk zelf al over zijn hoogtepunt heen
was.
De grote klap voor het Byzantijnse Rijk kwam in 1204, tijdens de 4e kruistocht, toen Constantinopel werd ingenomen door de kruisridders uit het Katholieke Europa. Venetië had de kruisridders geholpen door te zorgen voor schepen en voedsel. Als beloning kreeg Venetië zeggenschap over Constantinopel en andere delen van het Byzantijnse rijk. Dit was erg gunstig voor de handelaren van Venetië: zij hadden nu een belangrijke toegangspoort tot het verre Oosten in handen! Omdat het in de handel met het Oosten vooral om luxe spullen (zijde, edelstenen, porselein) ging, waar veel op te verdienen viel, konden de Venetianen in Constantinopel snel rijk worden. Veel belangrijke kooplieden, zoals de familie van Marco Polo, vestigen een handelskantoor in Constantinopel.
Veel later, in 1453, verliezen de Venetianen Constantinopel weer en komt de stad bij het Ottomaanse rijk. De stad heet nu Istanbul en hoort bij Turkije. De Ottomanen hebben ook de rest van Klein-Azië, het huidige Turkije, ingenomen. Van het Byzantijnse Rijk blijft niet veel meer over dan het land dat nu Griekenland heet.
Aan de overkant van de Middellandse Zee en in het Midden Oosten bevonden zich verschillende Arabische landen zoals Egypte en Syrië die allemaal dezelfde godsdienst aanhingen: de Islam. Zoals in Europa steeds meer kerken en basilieken werden gebouwd waar mensen samenkwamen om God te vereren, verrezen in de islamitische landen steeds meer moskeëen waar men Allah aanbad. De Bijbel werd in de christelijke landen alleen door priesters gelezen maar de Koran, het heilige boek van de Islam, moest iedere islamiet kunnen lezen, daarom leerde bij de islamieten alle jongens lezen. De wetenschap stond daardoor in de Islamitische wereld ook op een hoog niveau. Islamitische geleerden waren verder op gebied van sterrekunde, wiskunde en geneeskunde dan de Europese geleerden.
Het
Midden-Oosten was in de tijd van Marco Polo grotendeels in handen van de Mamelukken.
De Mamelukken waren oorspronkelijk een slavenleger uit Egypte. In 1251 kwamen
ze in opstand en grepen ze in Egypte de macht. Ze wisten onder leiding van generaal
Baibars het Midden-Oosten tot in Syrië binnen te dringen. In 1260 versloegen
ze in Palestina de oprukkende Mongolen onder leiding van Hulagu. De Mamelukse
generaal Baibars riep zichzelf daarna uit tot sultan van het Mamelukse rijk.
Hij was een goed leider, hij liet belangrijke gebouwen oprichten, zorgde voor
irrigatiesystemen en stelde koeriersdiensten in.
Het Mamelukse Rijk werd zeer welvarend omdat ze de handelsroutes van zijde,
kruiden en ander luxe goederen in het Midden-Oosten beheersten. Ze verdienden
erg veel aan die handel, daarom probeerden de handelaren directe contacten tussen
China en Europa te verhinderen. Zo stuurden ze bijvoorbeeld een Europees gezantschap
op weg naar de Groot-Khan in een kringetje rond en ontmoedigden ze een Chinese
ontdekkingsreiziger met verhalen over het zogenaamd verre en gevaarlijke Europa.
De streken nog verder naar het Oosten het oosten van Syrië en Perzië, streken die door Turkse volkeren werden bewoond, waren onderdeel geworden van het grote Mongoolse Rijk, het Ilkhanaat Perzië. De godsdienst was er echter islamitisch gebleven, de zonen en kleinzonen van Hulagu die er regeerden, waren zelf vaak bekeerd tot de islam.
Niet het hele Midden-Oosten was in de 13e eeuw Islamitisch. In Klein-Azië waren er bijvoorbeeld christelijke (orthodoxe) koninkrijken. En bovendien waren er kruisriddersburchten en er waren steden aan de kust, zoals Akko en Sidon, die rechtstreeks onder gezag van de Paus stonden, daarom was in Akko ook een vertegenwoordiger (legaat) van de Paus aanwezig. Dit was het gevolg van de kruistochten in de twee voorgaande eeuwen.
De kruistochten beginnen aan het eind van de 11e eeuw: In Palestina worden christelijke pelgrims op weg naar heilige plaatsen zoals Jeruzalem lastig gevallen door islamitische Seltjoeken. Nadat de Byzantijnse keizer om hulp tegen de Seltjoekse strijders vraagt, roept paus Urbanus in 1095 ridders in Europa op tot een heilige oorlog (=kruistocht) tegen de Seltjoeken. Een jaar later worden de Seltjoeken verslagen door een westeuropees leger samen met een Byzantijns leger. Nog later, in 1099, weten de christelijke legers de heilige stad Jeruzalem in handen te krijgen.
In 1187 worden Jeruzalem en de kuststad Akko door een Syrisch leger onder Saladin op de kruisvaarders veroverd. De Engelse koning Richard Leeuwenhart, de leider van de derde kruistocht, herovert Akko in 1191. Uiteindelijk komt het tot een overeenkomst tussen Richard en Saladin: De kruisridders houden de steden aan de kust zoals Akko, Ceassarea, Jafa en Sidon, Saladin krijgt Palestina maar moet verzekeren dat pelgrims niet worden lastiggevallen op weg naar Jeruzalem.
De vierde kruistocht, in 1204, is belangrijk voor Venetië. Tijdens deze kruistocht nemen de kruisvaarders uit Europa Constantinopel in. Het is het einde van het Byzantijnse rijk. De Venetianen, die de kruisridders geholpen hebben met voedsel en schepen, krijgen het voor het zeggen in Constantinopel.
Een andere kruistocht, de zevende, is een reactie op de Mongoolse inval in Europa in 1241. Als de grootste schrik voorbij is wordt besloten een kruistocht naar Palestina te ondernemen, onder leiding van Lodewijk IX, de Franse koning. De kruistocht in 1249 mislukt. Lodewijk landt in Egypte, neemt Damietta in maar wordt bij Caïro verslagen door het leger van de Sultan, een leger van Turkse slaven onder aanvoering van Baibars. Na een klein jaar gevangenschap komt hij in mei 1250 aan in Akko, dat in handen van de kruisvaarders is, met slechts 12000 van de 60000 soldaten waar hij mee was vertrokken. Een jaar later zullen de Mamelukken tegen de Egyptische sultan in opstand komen en zelf de macht in handen nemen.
Wanneer Marco in 1271 Akko aankomt valt de stad nog steeds onder het gezag van de Paus. Daar zal echter al snel verandering in komen. Nu de Mongoolse dreiging weg is veroveren de Mamelukken in het Midden-Oosten de ene stad na de andere. Ook de eigendommen van de Paus, grote kruisvaardersburchten zoals het beroemde Krak des Chevaliers moeten er aan geloven. Hulagu, de Ilkhan van Perzië, en zijn opvolgers, schrijven brieven en sturen gezanten om de Europanen ertoe te bewegen een bongenootschap te sluiten om samen de Mamelukken te stoppen. Het is tevergeefs, Europa reageert niet en de Mamelukken kunnen ongestoord hun gang gaan. In maart 1291 bestormen ze het kruisvaardersfort van Akko, de laatste christelijke buitenpost in Palestina.
Door de gebeurtenissen in Polen en Hongarije is Europa plotseling opgeschrikt. Paus Innocentius IV stuurt een aantal gezantschappen van dominicaner en fransiscaner monniken op onderzoek uit. Ze moeten de groeten van de Paus overbrengen aan de Mongoolse heerser en hem uitnodigen zich te bekeren tot het christendom. Ondertussen moeten ze goed uit hun ogen kijken en informatie zien te krijgen over de Mongolen en vooral ook over belangrijke zaken als de sterkte van hun leger en hun plannen in het westen.
De meest succesvolle van deze zendelingen alias spionnen is de 63-jarige Johannes van Plano Carpini. Als in augustus 1246 in Karakorum, een nieuwe grote Khan wordt gekroond, namelijk Güyük, Ögödei's zoon is Johannes erbij. Als hij een jaar later bij de Paus terug is weet hij veel te vertellen over de Mongolen en hun indrukwekkend sterke leger. Hij waarschuwt dat de Europeanen alleen een kans maken tegen de Mongolen als ze hun onderlinge ruzies vergeten en een verenigd front vormen. Uit de brief die hij mee terug krijgt van Güyük blijkt dat hij er niet over denkt zich te laten bekeren, integendeel hij beschouwt zichzelf als afgezant van god en eist dat de paus hem eer komt betonen. Het enige positieve wat Johannes weet te melden is dat de nestorianen, (oosterse christenen die zich al in de 4e eeuw losgemaakt hebben van de paus en van de orthodoxe kerk), veel invloed hebben aan het Mongoolse hof.
Een Vlaamse monnik, Willem van Ruysbroek, hoort over de invloed van nestorianen in het oosten. Hij voelt zich geroepen de nestorianen te bekeren tot het ware christendom, dat van de Rooms katholieke kerk. Uit eigen beweging vertrekt hij in 1253 naar de Mongoolse hoofdstad. Veel effect hebben zijn donderpreken niet, hij weet slechts een handje vol mensen te bekeren. Güyük is inmiddels gestorven en opgevolgd door Möngke, de oudste zoon van Tolui, wijst Willem er op dat hij door zijn dreigementen niet veel mensen voor zijn god zal innemen. Dankzij Willem van Ruysbroek hebben we echter wel een uitstekende beschrijving van de hoofdstad Karakoroem en van het Mongoolse leven in die tijd.
Nu Möngke Groot Khan is is de Mongoolse dreiging voor Europa fors verminderd. Möngke is namelijk helemaal niet geïnteresseerd in de kibbelende koninkrijken van Europa. Hij wil de grote beschavingen van het Zuid-Chinese Sung rijk en die van Perzië overwinnen. Perzië vond hij belangrijker dan Europa, het stond bekend als een welvarend en machtig gebied, Perzische kooplieden zag men overal en wetenschap en kunst stond er op hoog niveau. Hulagu, Möngkes broer, gaat met zijn legers naar Perzië om de Assassijnen in hun forten en de kalief van Baghdad te verslaan. Een andere broer, Kublai, krijgt de opdracht het koninkrijk Dali in te nemen. Dali, nu in Zuid-west China is een ideale uitvalsbasis om de Sung en de zuidelijke koninkrijken van Vietnam, Thailand en Birma aan te vallen.