Het verhaal van Marco Polo

 

(12) De terugreis van Marco Polo over zee

De familie Polo was onderhand al zo'n 15 jaar in China en ze wilden graag terug naar huis, naar Venetië, ze hadden tenslotte nog een lange reis voor de boeg. Kublai Khan was echter erg op de westerlingen gesteld en wilde ze niet laten gaan. Iedere keer als de Polo's toestemming vroegen te vertrekken weigerde hij die te geven. Tot op een dag zich een gelegenheid voordeed die Kublai ertoe overhaalde Marco en zijn ooms toch te laten gaan.

De vrouw van Argun, de heerser van het Ilkhanaat van Perzië en een neef van Kublai, was overleden en Argun vroeg of Kublai hem een nieuwe vrouw uit dezelfde stam als de overleden vrouw kon sturen. Binnen die stam was wel een geschikt huwbaar meisje, namelijk de 17-jarige prinses Cocacin, maar wie kon nu deze prinses veilig naar Perzië brengen? Marco en zijn ooms boden zich aan, en Kublai moest toegeven, zij waren er wel erg geschikt voor. Ze waren betrouwbaar en hadden veel reiservaring. Bovendien waren ze dan een flink stuk op weg naar Europa. Kublai en Marco namen dus afscheid, het was een moeilijk afscheid want ze wisten dat ze elkaar niet weer zouden zien, Kublai was al een erg oude man, hij zou niet lang meer te leven hebben.

De terugreis over zee ging gemakkelijker dan de heenreis maar het was evengoed nog een reis vol avonturen. Behalve prinses Cocacin reisde er nog Zuid-Chinese prinses mee naar Argun, de khan van Perzië, ook om aan hem uitgehuwelijkt te worden. Het hele gezelschap verliet China vanuit de havenstad Zaitun met een konvooi van veertien grote Chinese jonken. De reis ging niet zo snel als ze hadden gehoopt, het duurde wel 3 maanden voordat ze bij Sumatra waren. Daar moesten ze, doordat de moessonwind uit de verkeerde hoek waaide, 5 maanden wachten voor ze door konden gaan. Er werd een kamp gebouwd met een stevig hek erom met vijf wachttorens waar Mongoolse soldaten de wacht hielden om het gezelschap tegen de kannibalen te beschermen.

visnetten bij QuilonZe deden Ceylon aan en voeren vervolgens naar de zuid-westkust van India, de kust van Malabar, naar de stad Quilon.

In 1292, of misschien begin 1293 kwamen ze aan in Hormuz, de specerijenhaven aan de Perzische Golf. Van de 700 passagiers met wie ze vertrokken waren er nog slechts 18 in leven, onder wie de familie Polo en de twee prinsessen. De Ilkhan van Perzië, Argun bleek inmiddels te zijn overleden. De prinsessen werden naar zijn broer Geikatu gebracht die nu de koning van Perzië was. Hij was verwikkeld in een oorlog in Tabriz, niet ver van de Kaspische Zee, dus daar werden de prinsessen door de Polo's heen gebracht. De prinsessen waren erg aan de Venetianen gehecht geraakt in de tijd dat ze samen reisden. Toen Marco en zijn ooms uiteindelijk, na 9 maanden aan het hof van Geikhatu, verder trokken "weenden de prinsessen van intens verdriet", volgens Marco. Later zou Cocacin trouwen met Ghazan, de zoon van Arghun en vanaf 1295 de ilkhan van Perzië.

De heren trokken verder. Over land gingen ze naar de Zwarte Zee, naar Trebizonde, en tenslotte via Constantinopel per schip naar Venetië waar ze in 1295 aankomen.

Terug in Venetië werden ze eerst niet herkend. Ze scheurden de zomen van hun kleding open. Die bleken vol te zitten met edelstenen, die daar tijdens de lange reis terug naar Venetië veilig verborgen hadden gezeten.

 

SLUIT
VERHAAL

VERDER
naar (13) Het vervolg - wat er verder gebeurde...