Het verhaal van Marco Polo

(1)Marco Polo groeit op in Venetië, zijn vader Niccolo
en oom Matteo reizen naar Khanbliq en terug
In het jaar 1254 wordt in de Italiaanse stad Venetië,
in het huis van de rijke koopman Niccolo Polo een zoon geboren:
Marco. Hij groeit op als de zonen van de andere kooplieden:
hij leert lezen, schrijven, rekenen en boekhouden. Hij leert
waarschijnlijk Frans
en Grieks en andere talen die hij later nodig zal hebben bij
het handelen. Wanneer hij niet hoeft te leren dwaalt hij rond
in de drukke haven van Venetië, waar het een komen en
gaan is van schepen. Ze vertrekken met wollen stoffen, koraal,
Venetiaans glas en kisten met zilverstukken en komen terug
met kostbare stoffen zoals zijde, prachtige juwelen en dure
specerijen uit Azië en Afrika. Ook worden produkten uit
naburige streken verhandeld zoals graan, wijn, olie, zout,
suiker (van suikerriet uit Candia=Kreta), linnen, pelzen en
vee.
En voor de scheepsbouwers worden grote hoeveelheden hout,
pek, ijzer, en brons aangvoerd.
Marco ziet zijn vader nauwelijks. Als Marco 6 jaar oud is
gaan zijn vader, Niccolo Polo met zijn broer Matteo op handelsreis
naar Constantinopel (Istanbul), met een zeilschip vol kostbare
koopwaar. Pas als Marco 15 is, zullen ze weer in Venetië
terugkomen. Marco's moeder is dan helaas net overleden.
De verhalen die Niccolo en Matteo mee terug brengen maken
het lange wachten goed. Ze vertellen hoe ze in Constantinopel,
waar ze zoals veel Venetiaanse kooplieden een handelskantoor
hebben, hun handelswaar uit Venetië hebben verkocht.
Ze hebben er goed aan verdiend en hebben van het geld juwelen
en sieraden gekocht waarmee ze (in 1260) de Zwarte Zee overstaken
naar Sudak (Soldaja) een Venetiaanse factorij (handelspost)
op de Krim. Ze waren nu in Rusland, in het gebied van de Gouden
Horde, dat een deel was van het grote Mongoolse rijk en
onder gezag stond van Berke, één van de belangrijke
Khans (heersers). Na een paar dagen besluiten ze verder te
gaan naar Sarai,
een stad aan de Wolga, hoofdstad van de Gouden Horde, waar
huiden en bont worden verkocht. In Sarai geven ze hun "vele
kostbare en fraaie kleinoden" aan Berke die dat zeer
op prijs stelt en hun dubbel zoveel terug geeft van wat de
juwelen waard zijn.
De oorspronkelijke bedoeling van Niccolo en Matteo was om
daarna terug te gaan naar Constantinopel. De terugweg was
echter afgesneden omdat er oorlog
was uitgebroken in het gebied, tussen Berke en Hulagu, de
ilkhan van Perzië. Ze besloten een omweg te maken en
kwamen terecht in Buchara. Daar kunnen ze niet verder. Ze
blijven 3 jaar wachten in Buchara (1262-65). Dan komen ze
een gezant van Kublai
Khan tegen, die een boodschap aan Hulagu heeft gebracht.
De gezant nodigt ze uit met hem mee te gaan naar het oosten,
naar zijn Heer, Kublai Khan in Khanbaliq (nu Peking), de heerser
van het Mongoolse Rijk, die ook nog nooit een westerling gezien
heeft. Ze nemen de uitnodiging graag aan.
Na een jaar reizen komen ze eindelijk in het verre Khanbaliq
aan. Kublai Khan ontvangt ze hartelijk. De grote Khan was
erg geïnteresseerd in de godsdiensten en gewoontes van
andere volken, hij wilde alles weten over Europa. Zelf was
hij opgevoed in het confucianisme,
de leer van Confucius, van het christendom wist hij nauwelijks
iets. Hij vroeg de gebroeders Polo de Paus
een boodschap door te geven, een verzoek om hem honderd christelijke
priesters te sturen, Die zouden hem meer kunnen leren over
het Christelijk geloof. Verder vroeg hij Niccolo en Matteo
een vaatje mee te brengen met heilige olie uit Jeruzalem.
Om er voor te zorgen dat de broers veilig kunnen reizen binnen
het uitgestrekte Mongoolse rijk gaf hij ze een een gouden
zegel mee (een soort paiza),
waar op staat dat de dragers ervan bescherming van de grote
Kublai genoten en moeten krijgen wat ze nodig hebben. Door
het gouden zegel werden de broers overal met het grootste
eerbetoon ontvangen.
|
|
(2) naar het begin van de reis - de familie Polo vertrekt
uit Venetië en bezoekt het Heilig Graf... |
|