De machtige zonnegod Apollo ziet hoe de kleine Eros, de zoon van Afrodite druk in de weer is met zijn pijl en boog. "Kinderspeelgoed !" zegt hij verwaand. "Weet je wel wie ik heb verslagen met mijn pijl en boog? De draak Python, het monster van Delphi! Dat is nog eens wat anders he?". Eros zegt niets, hij vliegt weg, naar de top van de Parnassos. Hij doet net of hij niets heeft gehoord, maar van binnen kookt hij van woede. Wat denkt Apollo wel? De opschepper! Hij zal hem wel eens wat laten zien!
Eros spant zijn boog en schiet vanaf de bergtop twee pijlen af. Beide zijn ze raak. De eerste, een gewone liefdespijl, dringt diep in het hart van Apollo zodat hij waanzinnig verliefd zal worden op de eerste die hij tegenkomt. De tweede is een stompe loden pijl, die treft het hart van Dafne, een bosnimf, dochter van een riviergod. Dafne wil vanaf dat moment niets meer van de liefde weten. Ze wijst voortaan al haar minnaars af. Ze wil niet trouwen, ze hoeft geen kinderen, ze wil vrij blijven.
De eerste die Apollo tegenkomt is natuurlijk...... Dafne. Apollo ziet haar en wordt op dat ogenblik radeloos verliefd. Hij is nog nooit zó verliefd geweest. Hij moet Dafne hebben. Maar Dafne wil niets van hem weten. Ze vertelt hem dat het niet aan hem ligt, ze kan nu eenmaal niet verliefd worden. Maar daar neemt Apollo geen genoegen mee. Hij blijft achter haar aanzitten. Tenslotte vlucht ze diep het bos in om zich ergens te verstoppen.
Midden in het bos hijgt ze naar adem. Heeft ze Apollo nu eindelijk van zich afgeschud? Nee! Daar komt hij alweer. Hij ziet zijn geliefde Dafne staan en wil haar pakken. Hij moet haar hebben. Nu! "Help, help!" schreeuwt Dafne. Ze is nu echt bang. Apollo is gek! Ze voelt zijn hete adem in haar nek. "Help dan toch!"
En ja hoor. Haar smeekbede wordt gehoord door de goden. Net als hij haar wil grijpen verandert Dafne plotseling in een laurierboom. Apollo zakt in elkaar aan de voet van de boom, treurend om zijn geliefde. Nooit zal hij met haar samen zijn. Apollo vlecht een krans van de bladeren van de boom. Hij hangt de krans om zijn lier en verklaart de boom heilig. Vanaf die tijd zal Apollo altijd zijn lier en zijn zilveren boog behangen met lauriertakken. En ook het hoofd van beroemde dichters en zangers wordt, uit respect voor Apollo, de god van dichtkunst en muziek, voortaan getooid met kransen van laurier.